Noordoosterlocaalspoorweg-Maatschappij

Home Inhoud Terug
Contact

Mechanische seinen

Gewijzigd: l:11-05-2024

Armseinen algemeen

De eerste treinen die rijden worden beveiligd door wachters die met behulp van vlaggen aanwijzingen geven aan het treinpersoneel. Met het toenemen van de snelheid en de intensiteit van het treinverkeer voldoet dit systeem niet meer. In plaats van vlaggen komen er mechanische seinen. Al naar gelang de stand van het sein weet de machinist wat hem te doen staat. De mechanische seinen worden bediend via handels. Tussen handel en sein is een trekdraad gespannen, die de beweging moet overbrengen. In eerste instantie staan de handels dicht in de buurt van de seinen omdat anders de kracht niet doorgegeven kan worden. In de loop der tijd lukt het om met langere trekdraden die op rollers worden geleid te werken. Een seinwachter kan dan meerdere seinen bedienen door de handels samen te brengen op één plaats. Echter meer dan enkele honderden meters (max. circa 1.300 meter) afstand tussen sein en hendel is vanwege de mechanische weerstand van het geheel niet te realiseren. De kans dat de trekdraad kapot getrokken wordt, in plaats van dat het sein bediend wordt, is te groot.


[ommen_027]
Mechanisch armsein C1-2 als vertreksein richting Mariënberg op station Ommen. Onder het sein zijn duidelijk de trekdraden zichtbaar.
Foto R. van Wissen, 29 oktober 1985.

[emmen_087]
Mechanisch armsein A1-2 als inrijsein voor station Emmen. Vanwege de zichtbaarheid heeft het sein de kleuren rood en wit. Het sein is geldig voor de beide perronsporen van het station Emmen.
Foto R. van Wissen, 20 september 1986.

Wissels en overwegen worden op dezelfde mechanische manier met trekdraden bediend. In de buurt van te beveiligen plaatsen zoals wissels en overwegen moet altijd een seinpost aanwezig zijn. Vanwege de grotere kracht die nodig is voor het bedienen van een wissel ligt de maximale lengte van de trekdraden bij wissels op ongeveer 350 meter. Seinposten inclusief bemanning kosten geld. Hoe minder hoe beter dus, maar de veiligheid van het treinverkeer mag niet in gevaar komen.

Als in 1903 de eerste treinen op het traject Zwolle - Ommen gaan rijden is het mechanische sein al de standaard. Vanwege de eenvoudige exploitatie en de weinige wissels zijn er geen grote seinposten nodig. Op een traject tussen 2 stations mag altijd maar 1 trein rijden. Seinen tussen de stations zijn niet nodig. Om kosten te besparen bedient de stationschef de handels die een plaats op het perron voor het stationsgebouw krijgen. Na de Tweede Wereldoorlog hebben de meeste stations en haltes van de voormalige NOLS-spoorlijnen een handelinrichting van het merk Siemens en Halske. Op enkele stations en haltes zoals Bergentheim , Emmen, Vroomshoop en Vriezenveen staan Alkmaarse handelinrichtingen van de firma Alkmaarse IJzergieterij en zogenaamde Hoge Handelinrichtingen.


[gramsbergen_034]
Achterkant van mechanisch voorsein Av in de stand stoptonend sein te verwachten nabij Gramsbergen. Het sein staat vanwege de spoorverdubbeling van het baanvak Gramsbergen - Mariënberg aan de andere kant van het spoor.
Foto R. van Wissen, 16 maart 1985.

[zuidbroek_013]
Seinen D5 (Nieuweschans / links) en Dvdm (Veendam / rechts) aan het eind van het emplacement van station Zuidbroek. Het rechter spoor gaat richting Veendam. Uit de richting Nieuweschans is een trein in aantocht. Het inrijsein staat op veilig.
Foto R. van Wissen, 7 maart 1987.
In de loop der tijd wordt het ook mogelijk om wissels en seinen elektrisch met behulp van drukknoppen op afstand te bedienen. Bij de wissels en seinen worden elektromotoren geplaatst die het elektrische signaal omzetten in een mechanische beweging. De afstand tot de seinpost kan daarmee groter worden. Dit wordt bij enkele stations van de voormalige NOLS-spoorlijnen toegepast. Zo hebben Gramsbergen en Vroomshoop in de loop der tijd elektrisch bedienbare seinen gekregen en worden de trekdraden opgeruimd.

Op ieder station is een bedieningsvoorschrift (BVS) aanwezig. Het bedieningsvoorschrift is bij de NS opgenomen in de documentenreeks C 5502. Voor de trajecten waar geen permanente bediening aanwezig is, bestaat een baanvakvoorschrift voor lokaalspoorwegen. Deze baanvakvoorschriften zijn opgenomen in de documenten reeks C 5513. Voor de voormalige NOLS-trajecten geldt dit voor de baanvakken Nieuw-Amsterdam - Schoonebeek en Veendam - Valthermond. Na de modernisering van het baanvak Zwolle - Emmen komen alle plaatselijke bedieningsvoorschriften te vervallen en wordt alles opgenomen in bedieninsgvoorschrift C 5502 van Zwolle waar het bedieningstoestel staat opgesteld.

De armseinen hebben een logische aanduiding. De inrijseinen aan de linkerkant van het station hebben de aanduiding A met daarmee de cijfers van de sporen die via dit spoor te bereiken zijn. Het spoor waar armsein A1-2 langs staat vertakt dus naar de stationssporen 1 en 2. In Zuidbroek staat inrijsein A2-4 waarmee binnenkomst op de sporen 2, 3 en 4 mogelijk is. Spoor 1 komt niet in de aanduiding voor, omdat vanuit het binnenkomende spoor geen wisselverbinding naar spoor 1 aanwezig is en de trein daar nooit heen kan rijden. Indien het station uit meerdere richtingen te bereiken is, krijgt de ene richting de letter A en de andere richting de letter B en schuiven alle hierna te noemen seinen één positie op in het alfabet. In Nieuw-Amsterdam hebben de inrijseinen uit Coevorden en Schoonebeek allebei de letter A, maar daarbij ook nog de letter van de richting waaruit de trein komt. In Nieuw-Amsterdam staan dus de inrijseinen Ac voor de richting Coevorden en As voor de richting Schoonebeek. De uitrijseinen aan de linkerkant hebben de aanduiding B met wederom de aanduiding van de stationssporen waarvoor het sein geldt. De uitrijseinen aan de rechterkant van het station hebben de aanduiding C en de inrijseinen aan deze kant de aanduiding D. De seinen C en D hebben uiteraard ook weer de toevoegingen van de spoornummers en eventueel de verschillende richtingen. De voorseinen die horen bij de inrijseinen A en D hebben respectievelijk de aanduiding Av en Dv. De aanduiding van het sein staat vaak met zwarte letters op het witte vlak van de seinpaal geschilderd. In Zuidbruik is het emplacement opgedeeld in 2 blokkken met respectievelijk de seinen C en D en heeft het inrijsein vanuit Veendam de aanduiding E.

Vanwege de toenemende snelheid ontstaat de behoefte aan voorseinen. De hoofdseinen zijn bij hoge snelheden vaak te laat zichtbaar, waardoor de machinist de trein niet tijdig tot stilstand kan brengen. Voorseinen melden de machinist wat hem te wachten staat. De machinist moet bij een onveilig voorsein alvast gaan remmen, zodat hij tijdig voor het hoofdsein tot stilstand komt met zijn trein. Om de zichtbaarheid 's nacht te garanderen komt er achter het seinblad een gaslamp. In het seinblad komen 2 gekleurde lenzen (rood en groen) die al naar gelang de stand van het sein voor de gaslamp staan.

Een hoofdsein heeft aan het uiteinde een ronde verbreding. Voorsein missen deze ronde verbreding aan het uiteinde. Bij een hoofdsein betekent een horizontaal seinblad stoppen. Het seinblad schuin omhoog betekent veilig en doorrijden met de baanvaksnelheid. Bij voorseinen betekent het seinblad schuin naar beneden dat het hoofdsein stoptonend is. Het seinblad schuin omhoog geeft aan dat het hoofdsein op veilig staat. De meeste hoofdseinen hebben een geheel rood seinblad. Vanwege de zichtbaarheid bestaan er ook combinaties met wit. Zo heeft het mechanisch inrijsein van Emmen een 2-kleurig blad wit en rood. Het uiteinde van het armsein is rond.

Om de zichtbaarheid te verhogen komt het ook voor dat armseinen met afwijkende hoogte geplaatst worden. Zowel lagere als hogere exemplaren bestaan. De achtergrond van het armsein is hier alles bepalend. Voorop staat dat de machinist het sein direct kan zien zonder tussen bomen of andere obstakels te moet zoeken. Het uitrijsein van Hardenberg richting Coevorden is extra hoog om af te steken tegen de achtergrond van een viaduct.

[emmen_280]
Bedieningshandels voor de seinen en wissels op het perron van station Emmen kort na de oplevering van het nieuwe stationsgebouw.
Foto NS fotonummer 19893, collectie Utrechts Archief, Catalogusnummer 159691, maart 1966.

-
Op 5 september 1984 wordt de bediening van de spoorlijn Mariënberg - Almelo geïntegreerd in de centrale bedieningspost Hengelo. De mechanische handelinrichtingen in Vroomshoop en Vriezenveen komen te vervallen. Met de invoeren van de elektrische tractie en modernisering van het baanvak Zwolle - Emmen in 1987 is het gedaan met de mechanische armseinen. In het noorden op het emplacement van Zuidbroek blijven de armseinen nog enkele jaren langer in dienst. In Mariënberg zijn een 3 tal inrijseinen al voor de modernisering vervangen door lichtseinen. Na de aanleg van het 2e spoor tussen Herfte en Dalfsen worden ook daar in 1980 lichtseinen geplaatst.

Aansluiting Herfte

In de eerste jaren van exploitatie rijden de treinen naar en van Meppel en Dalfsen tussen Zwolle en Herfte naast elkaar op afzonderlijke sporen. Na de ingebruikname van het dubbelspoor tussen Herfte en Meppel in 1907 exploiteren de Staatsspoorwegen het traject Zwolle - Herfte als dubbelspoor. De treinen van Emmen naar Zwolle dienen in Herfte het spoor van Zwolle naar Meppel over te steken. Om dit mogelijk te maken, laten de Staatsspoorwegen in Herfte wissels leggen en een seinhuis bouwen. Als beveiliging voeren de Staatsspoorwegen het blokstelsel A in.

Blokposten

De stations van de NOLS krijgen een blokpost. De stationschef bepaalt of het blok naar het volgende station vrij is en geeft toestemming om te vertrekken. Ook een aantal haltes krijgen een blokpost. Zo is in halte Vilsteren van 1922 tot 1933 een blokpost gevestigd. De handels voor het bedienen van de seinen en wissels staan buiten op het perron voor het gebouw. Om de stationschef te beschermen tegen weer en wind en de hendels tegen misbruik krijgen in de loop der tijd alle stations (b.v. Hardenberg 1921, Coevorden 1933, Dalfsen 1961) een uitbouw aan het station waar de handels staan.

Op het traject Dalfsen - Coevorden wordt vanaf 5 september 1959 blokstelsel A ingevoerd. De rest tot aan Emmen volgt op 9 november 1959.


Vertakkingsseinen / Bordesseinen

Voor het aankondigen van een aftakking passen de spoorwegen vertakkingsseinen / bordesseinen toe. Het eerste vertakkingssein langs de NOLS-spoorlijn heeft waarschijnlijk in Coevorden gestaan. Dit vertakkingssein is geplaatst na het gereed komen van de aansluiting met de Bentheimer Kreisbahn. Dit vertakkingssein van de Staatsspoorwegen heeft 2 seinarmen boven elkaar. De bovenste arm geldt voor de linker richting, in dit geval Laarwald. De onderste arm is voor de rechter richting of te wel Gramsbergen. Later is dit vertakkingssein vervangen door een bordessein. Op de bordessen staan 2 of meer armseinen. Aan de achterzijde is een ladder aanwezig waarmee de onderhoudsmedewerker op het borders kan komen. Om het bordes is een hekwerk aanwezig zodat de medewerker niet van het bordes kan vallen.


[coevorden_276]
Vertakkingssein van de Staatsspoorwegen op het emplacement te Coevorden. Het bovenste sein is voor de richting Laarwald en het onderste sein voor de richting Gramsbergen.
Foto R. van Wissen, jaren 80.

[stadskanaal_029]
Emplacement van Stadskanaal met op de voorgrond het vertakkingssein voor de richtingen Assen en Zuidbroek.
Foto P. Collet, 10 april 1977.

Met deze armseinen wordt aangegeven welk spoor (richting) is ingesteld door de stationschef. De bediening geschiet met trekdraden die langs de paal omhoog worden geleid. Bij de splitsingen Ommen (NOLS / OLDO), Coevorden (NOLS / BE), Nieuw-Amsterdam (richting Coevorden / richting Schoonebeek) en Stadskanaal (richting Assen / richting Zuidbroek) hebben dergelijke bordesseinen gestaan. Op het emplacement van Stadskanaal hebben zelfs 2 bordessen met ieder 2 seinen gestaan voor de beide sporen die naar de brug over het Gasselternijveenschemond leiden. Bij het saneren van de sporen sneuvelt één van de bordessen. Op de sporen die naar de NOLS-lijnen toelopen zoals bijvoorbeeld in Zuidbroek en Assen hebben ook bordesseinen gestaan.


[dalfsen_011]
Vertakkingssein als inrijsein van station Dalfsen ten tijde van de spoorverdubbeling Herfte - Dalfsen. Het linker sein heeft de aanduiding A1 voor binnenkomst op spoor 1 en de rechter de aanduiding A2 voor binnenkomst op spoor 2.
Foto F.J. Hoevenagel, 24 februari 1980.

[nw_amsterdam_161]
Vertakkingssein op het emplacement van Nieuw-Amsterdam voor de richtingen Coevorden en Schoonebeek. Een trein met 3 locomotieven uit de serie 2400 vertrekt met de olietrein richting Coevorden. Het linker sein heeft de aanduiding Bs1-3 voor de richting Schoonebeek en vertrek vanaf alle 3 de stationssporen. Het rechters sein heeft de aanduiding Bc1-3 voor de richting Coevorden en vertrek vanaf alle 3 de stationssporen.
Foto G. Meppelink, 1986.

Bordesseinen worden ook gebruikt als inrijsein van het station om aan te geven naar welk spoor de trein wordt geleid. Dergelijke seinen staan o.a. bij Dalfsen aan de zijde Herfte, Mariënberg aan de zijde Bergentheim en Gramsbergen aan de zijde Coevorden. Als beide armen op onveilig staan moet de trein voor het bordessein stoppen. Het vertakkingssein voor het inrijden van Gramsbergen aan de zijde Coevorden vangt een wisselsein en laat de machinist zien op welk spoor hij het station binnenkomt. Het linker sein voor spoor 2 heeft tevens een voorsein om aan te kunnen geven of het uitrijsein ook op doorrijden staat, zodat de trein niet hoeft te stoppen. Op het vertakkingssein van Gramsbergen heeft de laatste jaren maar één armsein dienst gedaan. Van het andere armsein zijn de bewegende delen verwijderd en is alleen de paal overgebleven. Met de komst van de lichtseinen in 1987 zijn de overgebleven bordesseinen overbodig geworden en afgebroken.


[gramsbergen_009]
Achterkant van het inrijsein van station Gramsbergen, zijde Coevorden. Eén van de seinen is reeds verwijderd.
Foto R. van Wissen, 7 december 1985.

[gramsbergen_078]
Voorkant van het inrijsein van station Gramsbergen, zijde Coevorden. De beide seinen op het bordes zijn nog compleet.
Foto E. Masselink.

Met de komst van de lichtseinen in 1987 vervallen alle bordesseinen op het traject Zwolle - Emmen.


Brugseinen

Bij de beweegbare bruggen staan brugseinen die aangeven of de brug berijdbaar is voor het treinverkeer. Oorspronkelijke is dit een op de brug gemonteerd sein dat voor beide kanten geldig is. Naar mate de snelheid van de treinen toeneemt voldoen deze seinen niet meer. Aan beide kanten van de brug worden op enige afstand armseinen geplaatst die een stopsignaal geven als de brug voor het scheepvaartverkeer geopend is. De armseinen zijn mechanisch aan de bediening van de brug gekoppeld. Voordat de brugwachter de brug kan openen, moet hij de seinen in de stand stop zetten.


[bareveld_028]
Onthulling van het monument K.J. de Vrieze nabij de halte Bareveld. Rechts op de achtergrond is woning nummer 12 te zien. Op de spoordijk staat een wachthuisje voor de brugwachter. Het brugsein staat midden op de brug.
Foto collectie A. Pathuis, 8 oktober 1919.

-

Het openen en sluiten van de brug is ook gekoppeld via het bloktoestel met het uitrijsein van de stations of haltes aan beide zijde van de brug. Op die manier wordt voorkomen dat een trein vertrekt als de brug niet berijdbaar is.


Wisselseinen

Wisselseinen geven de stand van het wissel aan voor de machinisten en het stationspersoneel. Op de NOLS-lijnen komen de zogenaamde wisselseinbladen voor. Deze wisselseinbladen komen uit het seinreglement van de Staatsspoorwegen. In het seinreglement hebben deze seinen de nummers 102 en 103. Sein 102 geeft aan dat het wissel in de rechtdoorgaande richting ligt. Het sein bestaat uit een horizontaal wit rechthoekig blad met zwarte rand dat dwars op de rijrichting staat. 's Nachts brand een witte lamp. De afbuigende richting wordt weergegeven door sein 103. Dit sein toont een rond geel blad. In het donker wordt een blauwe lamp getoond. Beide seinen zitten op een gezamenlijke as, die meedraait bij het omleggen van het wissel. Afhankelijk van de zichtbaarheid kan de lengte van de as worden aangepast. De machinist moet zijn snelheid aanpassen aan de stand van het wissel. In rechtdoorgaande richting is de toegestane snelheid in de meeste gevallen hoger dan in afbuigende richting.

In de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw zijn alle belangrijke doorgaande wissels van het traject Dalfsen - Emmen voorzien van deze wisselseinbladen. Dit zijn voornamelijk de wissels aan het begin van de emplacementen. Op basis van de stand van het wisselsein weet de machinist op welk spoor de trein het station binnenkomt. Ook op de andere voormalige NOLS-lijnen komen deze wisselseinbladen voor. O.a. in Rolde heeft een hoge uitvoering van het wisselsein gestaan. Op wissels die alleen bij rangeerbewegingen worden gebruikt ontbreken dergelijke wisselseinbladen. De snelheden zijn laag en de rangeerder en machinist kunnen de stand van het wissel ter plekke eenvoudig zien. Eind jaren 60 zijn de meeste wisselsein verwijderd.

Tegenwoordig wordt de toegestane snelheid afgedwongen door de stand van de lichtseinen eventueel ondersteund met een cijferbak. Overschrijdt de machinist de maximale snelheid dan wordt door de ATB ingegrepen. De machinist krijgt geen visuele informatie meer over de stand van het wissel. Hij ziet vanzelf wel welke spoor de treindienstleider heeft vastgelegd voor zijn trein.

[NVBS-NOLS_022]
De zuidwestzijde van het emplacement Hardenberg bij wissel 1 (km 42,2) kijkend naar het noordoosten, met de op spoor 2 binnengekomen trein 3029 (Zwolle - Emmen) bestaande uit treinstel NS DE2 87 en motorrijtuig DE1 35. Wissel 1 is voorzien van een hoog wisselsein en een wisselsper.
Collectie NVBS-Railverzamelingen, Foto R. Ankersmit, 27 augustus 1960.

-

Rangeerpaallantaarns

Een rangeerpaallantaarn bestaat uit een lantaarn, geplaatst op een zwart/wit geschilderde paal. In de stand 'Rangeren' toont het sein naar beide zijden toe een rechthoekig wit vlak. In de stand waarin rangeren is verboden, de stand 'Niet Rangeren', dan wordt een zwart liggend kruis op een wit veld getoond. Het nachtsein is gelijk aan het dagsein. De rangeerpaallantaarn heeft van het uiterlijk de bijnaam "rouwbrief". Als het sein in de stand rangeren staat, mag er over meerdere sporen van het emplacement gerangeerd worden zonder dat voor iedere beweging toestemming moet worden gevraagd.

Op het emplacement van Coevorden zijn in 1921 aan beide zijden rangeerpaallantaarns geplaatst. Het exemplaar aan de zijde Gramsbergen houdt het in ieder geval vol tot aan de elektrificatie en modernisering in 1987.

In 2018 krijgt de STAR van ProRail een oude rangeerpaallantaarn die jaren niet gebruikt is op het rangeerterrein van Amsterdam Dijksgracht. De toestand van het sein is door het jarenlang ontbreken van enig onderhoud zeer matig. De bedoeling is dat de STAR de rangeerpaallantaarn na herstel plaats op het emplacement van Stadskanaal.

[coevorden_148]
Bordessein met daarvoor een rangeerpaallantaarn op het emplacement te Coevorden.
Foto R. van Wissen, jaren 80.

-

Communicatie

Het overzenden van boodschappen gebeurt aan het begin van de 20e eeuw per telegraaf. Via telegraaflijnen kunnen de diverse stations- en haltechefs met elkaar communiceren over het vertrekken en aankomen van treinen. Het beveiligingsstelsel op de spoorlijn is geheel afhankelijk van een juiste communicatie tussen twee stationschefs. Mocht hier een fout optreden dan bestaat de kans dat 2 treinen elkaar op het enkelsporige traject tegenkomen met alle nare gevolgen van dien. In 1903 maken de Staatsspoorwegen een telegraafverbinding van Zwolle naar Ommen. In de verbinding worden de telegraaftoestellen van Zwolle, Dalfsen, Vilsteren en Ommen opgenomen. Voor de beveiliging van de beweegbare bruggen worden wekkerdraden gespannen tussen Zwolle en Dalfsen en tussen Vilsteren en Ommen.

De Naamlooze Vennootschap "Veenderij Erven Mr. J. A. van Roijen" te Zwolle dient in 1905 een verzoek bij de spoorwegen in om telegraafverbinding bij de nieuwe halte Bergentheim ook beschikbaar te stellen voor particulier gebruik, zodat de fabriek in Bergentheim hiervan kan profiteren. In 1905 wordt de telegraaf verbinding tussen Dalfsen en Vilsteren vernieuwd. Nieuwe verbindingen worden aangelegd tussen Hardenberg en Coevorden en tussen Coevorden en Stadskanaal. Door de Vecht, de Coevorder Stadsgracht, de Hoogeveensche Vaart en het Oranjekanaal trekken de Staatsspoorwegen een vijfdraadskabel getrokken. Een zevendraadskabel wordt door de Gasselternijveenschemond getrokken. Tussen het station van Mariënberg en de haltes Junne en Bergentheim wordt in 1905 een telefonische verbinding gebouwd.

Tussen Mariënberg en Almelo wordt in 1906 een telegraafverbinding aangelegd. In Bergentheim wordt een telegraaftoestel geplaatst. In 1907 meldt de raad van toezicht dat er tussen Zwolle - Coevorden - Stadskanaal een trein-telegraafdraad is gespannen en dat op de betreffende stations telegraaftoestellen zijn geplaatst. In Almelo wordt in het hoofdgebouw een telegraaftoestel geplaatst dat verbonden is met de telegraaflijn van de NOLS-lijn naar Mariënberg.

Vanuit station Coevorden wordt in 1910 een telefonische verbinding aangelegd met de Bentheimer Kreisbahn. Door de Regge bij Ommen worden telegraafkabels gelegd en worden telegraafdraden gespannen naar Deventer voor de OLDO-spoorlijn. Langs de nieuwe NOLS-spoorlijnen Stadskanaal - Zuidbroek en Zuidbroek - Delfzijl worden telegraafdraden gespannen. De stations, haltes en brugwachters zijn zowel met telegraaftoestellen en telefoontoestellen met elkaar verbonden.

In 1912 worden er telegraafleidingen bij gespannen tussen Zuidbroek en Stadskanaal, tussen Stadskanaal en Exlo en tussen Grambergen en Mariënberg. In 1915 worden er blokdraden gespannen tussen Rolde en Anderen. In 1921 wordt tussen station Coevorden en de brugwachterspost bij De Haandrik ook een telefoonlijn aangelegd.

In het station van Gramsbergen is het voor particulieren vanaf 1 december 1905 mogelijk om telegraafberichten te versturen. Op werkdagen van 's ochtend 7.45 uur tot 's avonds 7.45 uur en zondagen van 12 tot 2 uur is de telegraafdienst geopend. Ook op de halte Bergentheim is gelegenheid tot het versturen van berichten. Vanaf 1911 kunnen de bewoners vanuit het station Meeden - Muntendam berichten versturen.